Op 22 september 2018 trad het koor van Arti et Amicitiae op met Messa di Gloria van Giacomo Puccini onder leiding van dirigent Janet de Langen in de Basiliek van San Pietro di Castello in Venetie. Begeleiding op het klavier: Richard Hengeveld. Solisten: Walther Deubel en Nico Sevenhuysen. Een verhaal
De hoogste tijd
Vanaf het vroege voorjaar keek ik hier al naar uit. Gisteren arriveerde ze. Vroeger logeerde ze ook bij ons, soms kwam ze een maand tijdens de zomervakantie. Ik zwierf dan met haar door de stad. Ze is mijn liefste nichtje. Gisteren kwam ze aan en vanavond treedt Graciëlla op met haar Amsterdamse koor in San Pietro di Castello, Mijn man en ik schrokken toen ze naar het buitenland ging. Veel van onze leeftijdgenoten hadden hun heil daar gezocht, in de Verenigde Staten, in Europa. Gelukkig werden ze er niet. Graciëlla vertrok naar Amsterdam om te studeren, ze bleef er. Ze trouwde met een Italiaan, dat wel.
‘Italië heeft je nodig,’ probeerde ik eens, maar ik was niet eerlijk. Ik wilde haar hier houden, bij mij natuurlijk. De beste krachten verlieten de stad, zoals ook ratten een schip verlaten. Vrienden trokken weg, mijn man overleed. Ik leef er nog, alleen, in een decor. Venetië is allang afgelopen.
Vanavond word ik gebracht. Luigi komt me halen met zijn gondel. Vlakbij Calle di Testa kan ik opstappen en dan varen we erheen. Ik wilde nog even een dutje doen. Ik was een beetje over mijn toeren en mijn hart bonsde in mijn keel. Ik belde met dr. Galotti, de hartspecialist en had hem gelijk aan de lijn.
‘Nee,’ zei hij, ‘niets aan de hand. Je bent opgewonden, logisch, dat zou ik ook zijn. Probeer wat te slapen. Trouwens, ik ben er vanavond ook, maak je geen zorgen.’
Ik ging op het opgemaakte logeerbed liggen, onder de horloges van mijn man, zijn privécollectie met ‘buikhorloges’, zo noemde ik ze. Ik zie hem voor me: langzaam strekt hij zich uit in zijn luie stoel, om rustig zijn horloge uit zijn vest te nemen en geduldig de tijd te registreren. Hij had een verzameling van deze horloges en hij had ze uitgestald in vitrines die aan de muur hingen. Ze stonden allemaal stil. Ik zag dat geen van de horloges een zelfde tijd had, allemaal gaven ze andere uren en minuten aan. Ik telde ze en toen ik bij 25 was, zakte ik weg, even voelde ik mijn benen niet meer, even deed mijn heup geen pijn en vlak voordat ik indutte, voelde ik dat mijn hartslag regelmatig werd. Ik dacht aan mijn man, hoe hij met zijn horloges en klokken de tijd naar zijn hand zette. Hij was horlogemaker. Hij was altijd nog dicht bij me, alsof ik hem nog kon horen ademen. Weliswaar was hij langgeleden overleden, maar helemaal weg was hij nooit.
‘Ik ben van alle tijden,’ zei hij soms en gaf me dan ondeugend kneepjes. Hij was een lieve man. Ik schonk hem geen kinderen, hij vond het niet erg, hij hield van me.
‘Wat meer kan ik wensen, dan jou aan mijn zijde,’ zei hij eens. Hij meende het. Samen gingen we naar de opera. O, hij had me veel kunnen vertellen over Messa di Gloria van Puccini, de mis die vanavond gezongen zal worden. Hij zou zich daar op voorbereiden en hij wist hoe het mij naar mijn zin te maken. Ik schrok wakker.
Vanavond zou ik de vertolking horen van haar Amsterdamse koor. Mijn man kende alle belangrijke stukken. Voorafgaand vertelde hij dan opgewonden wat hij te weten was gekomen. Ik hing aan zijn lippen. Hij zou mij alles vertellen over verschillende vertolkingen. Hoe het stuk bewerkt was. Hoe oud Puccini was, toen hij eraan begon. Hij begreep de scheppingskracht van de componisten en vertelde er gloedvol over, alsof hij een uurwerk opwond. Ik had literatuur wetenschap gestudeerd. In mijn jonge jaren las ik niet alleen Italiaanse schrijvers, ik omringde me met van alles. Ik liet de muziek aan hem. Ik las wat ik in vertaling kon krijgen: Thomas Mann, Albert Camus, Ernest Hemingway, later las ik John Berger, Tim Parks. Nog steeds dompel ik me onder in boeken. Thuis is er geen muur of er staat een boekenkast voor. Ik hing ons appartement ook nog eens vol met Impressionisten, met Kubisten, als het maar nieuw en niet barok was, daar hing de stad al vol mee. Ik leefde binnenskamers met mijn boeken, schilderijen, Venetiaans glas en keramiek en droomde weg bij mijn schrijvers en schilders. Mijn man bracht me naar buiten, onder de mensen. Veel Venetianen kenden hem vanwege zijn vak en zijn belangstelling voor de opera. Ik genoot weer van de belangstelling die hij ondervond.
‘Ik houd ze bij de tijd,’ zei hij. Hij respecteerde mijn leeshonger, hij was een man van beschaving, met aandacht voor gans het stedelijke raderwerk: de vuilophaaldiensten, de gemeenteraad, de banken, de politici, het uitgaansleven, de opera.
‘Ik kan hun horloges niet gelijk zetten, maar ze wel een nieuw besef van tijd geven.’ Heel beleefd bedoelde hij dan dat het afgelopen moest zijn met ‘dat bedrog, die belangenvermenging’. Burgemeesters die er – ongestraft – met de kas vandoor gingen. Venetië bleef langzaam wegzakken, de rottingsgeur van de stad beheerste de gehele lagune.
Ik hoorde in de verte de klokken luiden. Hoelang was ik weg geweest? Hoe snel ging de tijd? Snel deed ik mijn mooiste jurk aan, van geruite Schotse wol, ik had hem van mijn man gekregen toen we samen op reis waren. Dik Tailers, Amsterdam stond erin. Misschien een beetje te warme jurk voor deze tijd van het jaar, maar ’s avonds kon er mist optrekken en we zouden heen buitenom de stad tegen de wind invaren. Ik legde voor de zekerheid nog een stola klaar. Die zou ik omslaan op de terugweg als we over Canal Grande voeren om naar de lichtjes te kijken. Een uurtje heen, een uurtje terug, had Luigi geschat. Ik had een lange avond voor de boeg en hoe lang geleden was dat niet? Toen voelde ik hoe hij zijn arm haakte in de mijne. Ik droomde niet.
‘Graciëlla kon altijd al mooi zingen. Geen wonder dat ze op een koor ging,’ zei hij. Ik hoorde duidelijk zijn stem. We zouden samen gaan. Hij zou me vertellen, hoe Puccini zijn Messa di Gloria in 1880 voltooide, dat het een afstudeerproject was voor het Muziekinstituut Pacini, dat de mis toen nog niet in zijn geheel gepubliceerd werd. Hij zou me ook vertellen dat pas in de jaren vijftig van de vorige eeuw het werk in zijn geheel werd uitgevoerd: Kyrie – Gloria – Credo – Sanctus – Agnus Dei.
De mis was geschreven voor zangsolisten, koor en orkest. Ik wist wie de dirigent was van het beroemde Amsterdamse koor en dat er die avond twee solisten aan het koor waren toegevoegd, een tenor en een bariton. Niets was aan het toeval over gelaten. Dat kon mijn man niet weten, dat wist ik van Graciëlla. Ik gaf hem zijn warme jas en nam hem mee naar de gondel van Luigi. Ik kon niet wachten. Het was de hoogste tijd om te gaan…
BB (Venetië/Mortola, september 2018)
Opgedragen aan Janet de Langen