To write or not to write
In Amsterdam, van donderdag 21 juni tot zondagmiddag 24 juni 1990 werd in Paradiso “How AIDS Changes Our World’ georganiseerd. Het was een conferentie, een evenement, een rouwdienst en een feest. In de volksmond werd het ‘The Seropositive Ball” genoemd. Een uiting van onmacht en een verzetdaad tegelijkertijd. Een moedig initiatief, maar ook een marathon van 69 uur. Zo heette het in de aankondiging: “Een manifestatie voor mensen met en zonder HIV, waarin door middel van debatten, lezingen, concerten, presentaties en tentoonstellingen wordt nagegaan hoe AIDS onze wereld verandert.’ Maar toch ook wilden de organisatoren de wanhoop van leven en sterven uitdrukken: ‘Te veel mensen zijn té vroeg gestorven, vrienden en geliefden hebben ons hun sporen achtergelaten. Verbijsterd door de grilligheid van het leven kan men geen oplossing of uitleg vinden die tevreden stelt,’ schrijft organisatrice Caroline Nevejan in het programma.
Bij alle rituele mogelijkheden van verzet en overgave, van verdriet en verlossing, van afstand en nabijheid was er ook zoiets als een computernetwerk (Het 0+/netwerk) waarop mensen vanuit verschillende plaatsen in de wereld modern – en vanaf het ziekbed – op konden inloggen. In Paradiso stonden in de zaal en op de gallerijen twintig computers klaar, In new York, in Los Angelos en in San Franscisco overal computers.
Computernetwerk
Ik was verantwoordelijk voor de editgroup, die – met nog een zestal computers – alle workshops en debates bijhield en de verslagen op het netwerk zette. De deelnemers konden via de computers en modemverbindingen ook commentaren kwijt. De editgroup zorgde voor meer substantiële verslaglegging, maar ieder die zich daartoe geroepen voelde kon dat ook doen. Men deed dat ook en zo werd het een internationaal conversation piece.
Op de middag van de derde dag, op zaterdag middag, werd een debat over de invloed van de pers georganiseerd: To write or not to write zo stond het aangekondigd en de discussie vond tegelijkertijd in Amsterdam en in San Francisco plaats. Verschillende journalisten ‘hier en daar’ namen via directe radioverbinding deel. Het regende vragen:
‘Moet iedereen maar voor zichzelf zorgen als het om informatie over AIDS gaat?’
‘Artsen als journalist?’
‘Nieuwtjesjagers alleen om “behandelnieuws” te brengen?’
‘Wanneer kan onderzoeksnieuws er eigenlijk uit?’
‘Maakt een journalist wel een onderscheid tussen allerlei feitelijkheden, tussen “besmetting” en “infectie”, tussen “AIDS-virus” en “HIV-virus”, tussen “homosexualiteit” en “homofilie”, tussen “risicogroep” en “risicohandeling”, tussen “safe-sex” en “safe-safe-sex”?’
‘Moet er niet een gedragscode voor journalisten komen?’ en
‘In hoeverre zijn journalisten aansprakelijk voor het (slechte) nieuws?’ En tenslotte:
‘Is een journalist ook verantwoordelijk voor het effect van zijn verhalen?’
Verschillende partijen
Een wereldwijde discussie over een wereldwijd probleem, maar een journalist als één van de betrokken partijen moet kunnen signaleren, moet politieke bedoelingen en wetenschappelijke feiten uit elkaar kunnen houden, moet – volgens sommigen – aansprakelijk gesteld kunnen worden voor zijn daden. Een journalist is er verantwoordelijk voor als het kennisniveau bij zijn lezers laag blijft en een journalist is er ook verantwoordelijk voor of zijn verhaal al of niet gelezen wordt? De internationale discussie laait hoog op. Via een het onderwerp To write or not to write? komt de discussie op ‘How to write?’ en vervolgens ‘What are criteria for good writing about AIDS'”. There are no such criteria.
Zo er al criteria al genoemd kunnen worden voor één partij – de schrijvende pers – (want over de niet-schrijvende pers kun je moeilijk discussiëren), waarom dan niet ook voor als die andere partijen? Er moeten dan ook criteria voor andere partijen zijn: patiënten, betrokken familieleden, toekomstige patiënten en toekomstige betrokken familieleden, voor doctoren, voor onderzoekers, voor beleidsmakers (op plaatselijk, regionaal, nationaal en internationaal niveau) en voor degenen, die verschillende functie-,en rolonderscheidingen kunnen maken: de arts/onderzoeker, de patiënt/beleidsmaker, etc,.
In het oerwoud van actoren en bijhorende criteria laat de publieke gewetens functie van de journalistieke arbeid zich zich nog het meest gemakkelijk vertalen in ethische en morele vragen, maar de problematiek van AIDS en AIDS-voorlichting is niet een zaak van één partij: patiënten zoeken naar antwoorden, maar de doctoren doen dat óók; journalisten willen nieuws brengen, maar de artsen en onderzoekers willen dat óók. Echt belangrijke ‘informatie over AIDS’ lijkt, in de discussie van ‘to write or not to write’ dié informatie waarin niet alleen het eigen geweten, maar óók het bewustzijn van andere actoren uitdrukking komt: waarin óók rekening gehouden wordt met doelgroepen, en waarin óók rekening gehouden wordt met specifieke momenten waarin het virus overgedragen wordt (verliefdheid. Dronkenschap.).
Informatie over AIDS kan ‘journalistieke kennis’ worden wanneer alle communicatielijnen geopend worden en één van de mogelijke vormen waarin dat plaats kan vinden, werd gedemonstreerd met het computernetwerk tijdens het Seropositievenball. Alle lijnen open!
Dr B. Bakker
Amsterdam, 22 oktober 1990