Popke Sjoerds en Dieuwke
Mijn grootvader Popke Sjoerds Bakker, 1853 in Langweer geboren, trouwde in 1875 met Dieuwke Althuisius, 19 jaar oud, geboren te Joure, zo begint het verhaal van mijn familie. Natuurlijk, ze hebben voorvaderen en er zijn broers en zusters van deze echtelieden. Ze blijven buiten beschouwing, ze moeten zich zelf redden in de loop van hun familiegeschiedenissen. Ik heb 14 ooms en tantes en 57 neven en nichten waarvan ik er slechts een enkele heb ontmoet.
Mijn grootouders vestigden zich in Buitenpost. In de jaren 1876 tot en met 1900 werden er zeventien kinderen geboren, waarvan er twee zeer jong zijn overleden. Opa en oma werden al gauw een vermogend stel. Ze zaten in het onroerend goed, in de textiel en maatkleding, ze waren bestuurlijk zeer actief. Waar andere families generaties over deden, of nooit aan toekwamen, werd bij dit echtpaar in korte tijd gerealiseerd. De jongens gingen als zonen van een schipper en caféhouder in Langweer door naar functies als: burgemeester, rechter, directeur van uitgeverij of ondernemingen in textiel, de meisjes deden dat door met geleerden, zakenlieden en ook burgemeesters te trouwen.
Deze ontwikkeling begint aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de 20ste. Ze waren streng gereformeerd en God was aan hun zijde. Ik heb slechts enkele van deze 14 ooms en tantes en 57 neven en nichten ontmoet. Van deze generatie ben ik de jongste. Ik ben van 1949. Mijn vader was de éen na jongste in de rij ooms en tantes. Mijn kennis over de familie Bakker-Althuisius ging niet verder dan: ‘Het is nooit opgehelderd of mijn betovergrootvader verwekt of geboren werd op het biljard van café Poepjes in Langweer’. Hartelijk gelach en daarmee was de kous af.
Ik zocht mijn eigen uitweg in dit labyrint en in mijn verhalenbundel ‘Ien mei de dingen’ (Friese Pers Boekerij) heb ik een eigen familie gecreëerd. Ik neem lezers mee op avontuur in het Friese Gaasterland met Pier Perfect, Oane, Witte Willem, The Daltons, jonkheer Althusius (met éen i), de jonkvrouw en het kooikerhondje Tammie. Steeds weer, vanaf 2003, borrelen er nieuwe verhalen op zodra ik in Friesland kom en er zijn nu 23 verhalen.
Na het verschijnen van het boek van Toni Boumans ‘Je mag wel bang zijn maar niet laf’ ging ik op zoek naar de relatie tussen mijn gezin en de rest van de familie Bakker. Vooral de positie van mijn moeder begon me te intrigeren. Er is wel een complete weergave van de familie stamboom, die is wijd vertakt en intussen ook wijd gespreid. De afstand tussen mij als jongste van de éen na jongste uit de grote Bakker-Althuisius familie en mijn jonge moeder bemoeilijkte het overzicht. Ik heb neven en nichten die ouder waren dan mijn vader. Ik heb er geen gezichten bij, ik heb ze nauwelijks ontmoet. Wel heb ik een hang naar Friesland en dat werd – weet ik nu – door mijn moeder gestimuleerd. Zij verloor het contact, maar niet haar bewondering en ik creëerde mijn eigen Friese familie.
Toni Boumans gaf mij deze grote en onoverzichtelijke familie terug en zij combineerde verhalen en personen die ik niet goed bijeen kon of wilde brengen. Ik zocht direct contact met Toni en bedankte haar voor haar mooie boek, ik vond het indrukwekkend en hartverwarmend. Er ging een boekje open, maar het ging vooral over oom Miente en zijn kinderen, mijn neven Popke, Sjoerd en Dirk. Zij toonde hun moed en maakte hun lijden inzichtelijk. Dat vermoedde ik wel, het bleef pijnlijk. Er werd gezwegen. Maar nu kon ik mijn eigen positie als jongste en die van mijn vader, als éen na jongste, beter bepalen. Mijn nieuwe verhaal over mijn familie begint echter bij de overdracht van de oude Statenbijbel.
Van mijn ooms en tantes heb ik alleen tante Idske en oom Hendrik ontmoet. Mijn broers logeerden wel in het grote Jeltingahuis in Buitenpost . Na het overlijden van mijn vader in 1957 raakte mijn moeder al snel het contact kwijt. Mijn moeder cijferde zichzelf weg in haar verdriet, ze wilde het alleen doen. Zo heb ik het gereconstrueerd in mijn laatste boek. Daar komt de fictie weer terug, maar nu in een andere vorm, minder speels en meer passend in de huidige werkelijkheden. Zo ontstond ‘In gesprek met mijn moeder’.
Dat mijn familie in de tweede oorlog in het verzet zat, was me bekend. Het verzet van mijn vader begon pas goed na de oorlog toen hij President van het Tribunaal in Assen werd. Hij was de jurist van de familie en dat werd van hem verlangd. Langzaam drong dat tot mij door. Er was geen keuze. Het werden zijn tropenjaren. De verhalen in de familie werden nog niet eerder zo expliciet bij elkaar gebracht. Ik ga niet gauw bij de pakken neerzitten. Daarom ben ik verheugd over mijn nieuwe stamhouders status.
Ik ben Yteke en Aard veel dank verschuldigd voor deze Statenbijbel en mijn nieuwe positie in de familie Bakker-Althuisius. Waarvan acte.