Come-back op de Mont Ventoux (1)

Bedoin, Zuid-Frankrijk, 24 juli 1990 – Of je nu langs de ene of langs de andere kant de Mont Ventoux beklimt, dat maakt niet zoveel uit. De tocht is zwaar en vol ontberingen. Je klimt in ongeveer 20 kilometer van 300 naar 2000 meter. Het is ook voor een geoefende renner onmogelijk om een tempo te bepalen. Als ik een berg beklim, dan bepaal ik hoe lang ik erover wil doen. Ik weet waar ik aan begin en ik houd niet van toevalligheden. Een beklimming beschouw ik – in navolging van Jan Kal – niet als een inspanning, maar als de exacte uitwerking van een idee.

Deze uitwerking moet tot tevredenheid stemmen en – als de lezer er enige bekendheid met dit soort inspanning heeft – dan is dat niet teveel gezegd. Mijn “streeftijd” voor de Ventoux is 1 uur 30 minuten en ik geef mezelf altijd wat “vrije tijd”, maar een beklimming moet nooit te lang duren. Als ik boven mijn klokje indruk, heb ik er 1 uur 36 minuten over gedaan. Ik heb nog 4 minuten over. Er is nog precies tijd voor een foto en dan weer verder. Op 1 augustus 1971 beklom Jan Kal deze berg, hij was tweede achter zijn dichtbroer Tim Krabbé. Sander Wackie Eijsten, mijn fietsbroer, ging me voor met 1 uur 24. Ik ben tweede.

Daarmee is de moderne regel voor de beklimming van de Ventoux gegeven: “Zorg dat je als eerste boven bent”. Ook als je alleen bent: een spel zonder verliezers. In de bergen zijn er geen verliezers. In de bergen keer je naar jezelf terug en wordt iets goed gemaakt. Dat is regel 2, want: “Je geest is al boven, alleen je lichaam nog niet”. De beklimming is slechts een tijdelijke toestand waarin je iets onmogelijks, de scheiding tussen lichaam en geest, moet herstellen. Je “status” is dusdanig ontregeld dat je maar beter als de bliksem naar boven kunt gaan, anders ben je dood. Regel 3: “Niet jij bent degene die naar boven gaat, het zijn je spieren die het doen”. De krachtsinspanning is zodanig dat je je er geen voorstelling van kunt maken. Dan moet je ook maar elke voorstelling volledig uit je hoofd zetten en vernouwen op “je spiergeheugen”. Je hart, je longen, je beenspieren weten hoe het moet: Waar kun je nog zulke ideeën uitwerken?

De moderne lokroepen “Leren wat u wilt, leren hoe u wilt, leren waar u wilt, leren wanneer u wilt” kunnen de mensen op rare plekken brengen. Het hedendaagse “Open volwassen Leren” is eigenlijk een renaissancistisch ideaal, waarin de mens (anthropo centrisme), het individu (individualisme) weer centraal staat, waarin menselijke ervaringen en reflexie (empirisme) meer op de voorgrond treden. De cursist is niet langer ondergeschikt aan bet knellende regime van het grootschalig onderwijs, en de cursist kan in eigen tempo goed ingedeelde modulaire brokjes kennis in-nemen, hoofd- en zijwegen inslaan. “Baas in eigen brein” dus. Maar, renaissancistische idealen beginnen met zware beklimmingen.

Op 26 april 1336 beklimt Francesco Petrarca samen met zijn broer de Mont Ventoux. Deze beklimming is door veel historici beschouwd als een keerpunt in de geschiedenis. Het esthetisch gezichtpunt van waaruit Petrarca de imposante berg be-klom zou tekenend zijn voor een begin van een “nieuwe” tijd, waarin kunstenaars zich zouden bevrijden van de scholastiek en nieuwe ontdekkingen zouden doen. Petrarca doet enthousiast verslag van het fascinerende landschap, maar haalt toch ook “Augustinus” belijdenissen aan.

De ervaring leert: er hoeft bij renaissances niet altijd sprake te zijn van een trend-breuk maar men ging vanaf die tijd spreken over transformaties of graduele ver-schuivingen in leef- en denkklimaat. Er moet ergens een begin van een beweging zijn, soms is er sprake van een gelijktijdigheid.

Dat idee wordt mooi geïllustreerd in dit gedicht van Jan Kal

Topprestaties

Toevalligheid van de toevalligheden.

ik kocht de dichtbundel van Tim Krabbé:

Vijftien goede gedichten, en daarmee

is niets te veel gezegd; dat stemt tevreden.

mogelijk meer dan het wel en wee

hier door de dichter-wielrenner beleden,

trof mij het omslag, en met zonder reden:

exact de uitwerking van mijn idee!

op 1 augustus `71

schreef ik, nadat ik deze berg beklom:

`dichten is fietsen op de Mont Ventoux’

ik dacht; `als ik in de boekhandel lig,

wil ik een kiek van deze klim er om.’

er is niets nieuws onder de zon, Poupou

Amsterdam, 22 nov. 1973

(uit: Fietsen op de Mont Ventoux, Loeb, Amstelveen, 1974)

Een renaissance is eigenlijk wat een Poulidor in bet wielrennen was: de beste, de meest geliefde, maar een eeuwige tweede. Genoeg kracht om eerste te worden, maar net niet snel genoeg. Voldoende eigen idee maar in de schaduw van imposante voorgangers in de geschiedenis. Maar, Poulidor bracht echt aktie in de wedstrijd. Hij joeg het tempo op. Bij een renaissance worden ook weer bergen beklommen en worden er nieuwe perspectieven geopend. Er worden nieuwe stijlen (Ha, op een mountain-bike!) en stijlvormen ontwikkeld (He, zomaar een gedicht!), maar bovenal: je doet het nooit alleen en het komt allemaal tegelijkertijd (He, weer een foto!).

Come-back op de Mont Ventoux 2:

Een man wordt ouder

Als ik hier om me heen kijk: Wat wordt niet ouder? De bomen niet, de bergen niet, de beesten? Gisteren waren de blaadjes nog stevig en rood, nu zijn ze vergeeld en slap. Er klonken schoten in de verte. Jonge honden kwamen aangerend over de akkers. Er hinkte een hert voorbij. Niet de hitte, maar de wind en de kou geselen nu de bergen. Ze zien er uit als bijeen gewaaid stof en geërodeerd gruis. Iets dat oud is, verkleurt, wordt krakkemikkig, raakt aangeschoten, is voorgoed voorbij.

De bergen dragen hier ’s avonds een wolk om hun kale kruin. Een tooi van tanende wijsheid? Ik zit op 800 meter. Ik ben op hoogtestage voor de beklimming van de Mont Ventoux. Ik ben niet op hoge leeftijd, maar ik kan mijn meeste jaren tellen. Ik verblijf in de buurt van Veynes, ten noorden van de Ventoux, op de hoogte van Gap, in de Hoge Alpen, het Pays du Buëch. Ik logeer op Domaine de Sivas in een modern huisje, waar ik me als ouder wordende man over verbaas. Alles wordt tegenwoordig “onder architectuur” gebouwd. Een jeugdige trend. Het huisje is samengesteld uit driehoekige vlakken. Ik beperk me tot twee. De grootste driehoek heeft twee rechte zijden van drie meter en die staat precies goed op de winterzon. Eén en al raam deze driehoek. In de andere driehoek zit een deur waardoor je binnen komt. Binnen ook weer driehoekige vlakken, die zich niet snel laten beschrijven. Nogal hoekig. Ik ontdek in het huisje elan, esoterie en vooruitstrevendheid. Wat het meeste is van dit jeugdige drietal, weet ik niet.

De badkamer bevindt zich in een toren ernaast. Een ronde badkamer. Het zet me aan het denken: In mijn jonge jaren was ik hoekig en kort af, naarmate ik ouder werd, kregen de dingen meer ronde vormen: mijn vrouw in verwachting, mijn dochter rolde uit haar buik het leven in. Het puffen daar kon ik mooi mee helpen. Tellen en uitademen. Pfft, pfft. Ik had het geleerd op de Mont Ventoux, de berg waarop ik mijn rondjes reed..

Nu ik oud ben, tel ik nog slechts af. Ik ga dood. Ik lig te rillen in bed, ik ben nog ziek ook: kou gevat. Vanaf Bedoin ging het nog wel. Schrale wind en mist. Al gauw begon het te regenen. Daar kreeg ik iets minder last van tijdens de beklimming in het bos. Daarna en daarboven was er nog meer regen en meer wind. Heel mijn broze gestel deed pijn. 

Misschien dragen de bergen hier een tulband, de Mont Ventoux had een douchekop opgezet. Mont Pluies. Meervoud, net als in die moderne douchecabines. De stralen komen van alle kanten.

Mijn plan was om over de pistes terug te keren naar Bedoin, door de regenval was dat uitgesloten. Ik bracht een verre groet aan Tommy Simpson. Ik daalde neder op twee schepraderen, op een rivier van asfalt.

Ik begreep nu pas waarom je voor de Ventoux niet alleen je jeugd, maar ook cognac en amfetamine nodig hebt. Ik klom uit eigen kracht, de kracht die nog restte in mijn geërodeerde lichaam.

Kader Abdolah schrijft ergens “Nederland is met een hoge snelheid aan het veranderen. Er komen veel buitenlanders binnen, en zij nemen hun bergen en rivieren, maar ook hun oorlogen, hun doden, hun ziekenhuizen en hun geweren mee. En de schrijvers gaan die bergen en die rivieren aan de Nederlandse literatuur toevoegen.”

Waarom ik als tachtig jarige een dergelijke beklimming en afdaling daarginds in het oude Europa wilde volbrengen? Ik ben helemaal nog geen tachtig. Misschien word ik dit jaar ingeloot voor de Elfstedentocht. Moet ik dan ik ongetraind en onbeslagen ten ijs komen? De weersvoorspellingen voor morgen zijn hier al weer wat beter. Blijft het slecht, dan neem ik deze berg mee naar huis.

Come-back op de Mont Ventoux (3):

Over de bergen naar de zee

Overal bewoog de zee en

altijd kwam regen langszij

steeds met straffe wind

Grauw, fladderend, grillig

vogels schrokken op

verweesd door herfst

en lange winters

Daar leefde hij:

in gemalen polders

achter dik omlijnde dijken

op akkers aangeharkt

en sporen diep

in land veroverd op water

vol vinexwijken

van geluk en eensgezinde huishoudens

Hij wilde weg

wild verwaaien

hij wilde weg, alsof

hij al was vertrokken

ver heen

Ver van vitrage

van gezelligheid en

centrale verwarming

ochtendnieuws op de radio

koffie, aardappelen, bier

en de stamppot

van achterdocht en jenever

Daar ging hij dan:

met veel versnelling

op wielen vlug

weg en

zonder afscheid

naar een leven

dat geleefd moet worden

in de luxe van een gepast lijden

en

gelukkig,  zag hij daarbij

af van al te veel woorden

 (2)

Over een vrolijk lint van

weggetjes

licht en luchtig

blauw

boven heuvels van vreugde

naar toppen ook

 en spontaan

langs eindeloze vergezichten

Zwervend langs

het glooiend geel

van hellingen met

velden paars

koolzaad en verderop

lavendel

zo zuidelijk

o, zo zonnebloemig

Verder weg dan het oog kon zien

en geuren konden reiken

en liefst hoog

boven de zinderingen

van olijfbomen bewegend

groen

boven de flanken

van steeds hogere bergen

en afgelegen meren

Verdacht hoog en zuidwaarts

lichtzinnig, ver en wijd vertakt

en ach, wat kan het schelen

nachten zwoel van wijn

 (3)

En toch…

Gestage wind met grote kracht

en ook regen kwam langszij

hier, maar dan op grote hoogte:

grauw, fladderend, grillig

en ook hier schrokken vogels op

van beetjes herfst en korte winters

de Middellandse zee vlakbij

En dan…

Weer terug naar hoge wolken

kastelen wit van lucht

met daaronder

ontelbare molens voor de wind

groen en blauw en eindeloos veel asfalt

met auto’s die traag in eindeloze stoet

maar rijden van heen

naar weer

Soms wintertijd

met ijs en gesnerp van ijzers

een vlucht ganzen zonder baas

en huis, los van vaste bodem

op het zwart van diepbevroren sloten

op het zwart van diepgevroren meren

op het kruiend ijs van heimwee

naar eindeloze witte vlakten

vlak onder de zeespiegel van weleer.

Bert Bakker

(Amsterdam, 21 december 2009)

Verantwoording:

Come-back  op de Mont Ventoux (1) is verschenen in de Almanak van Demosthenes (Dispuut aan de Vrije Universiteit), 22e lustrum, 11 november 1992. Het is in het Fries verschenen op de site van Ensafh. Zie: http://www.ensafh.nl (edysje 13, 2009). Een man wordt ouder is verschenen in edysje 20, 2009. Over de bergen naar de zee is de derde Come-back. Verschenen op de site van Esafh (edysje 21, 2010). De vertalingen werden verzorgd door Baukje Stavinga.