Voor Dunya Breur 1942 – 2009:

Je schip ligt er nog. In de Prinsengracht aan het Amstelveld. Ik fiets erlangs. Ik kijk om me heen zoals Google dat doet met z’n poppetje. Ik zoom in en uit en draai rond op het Amstelveld, mijn oog glijdt langs de Prinsengracht. Steeds kom ik terug bij je schip. Het ligt er nog. 

Gisteren waren de Sobibor tapes op de televisie. Jij ging met Jules Schelvis de grens, het IJzeren Gordijn over om met Alexander Petsjerski, de Russisch-Joodse officier, de leider van de opstand, te interviewen.  Je hebt er nooit met me over gesproken of misschien wel, dan was ik doof. 

Je vader vocht in de Spaanse Burgeroorlog en ging hier in het verzet. Hij werd vermoord in ’43. We spraken over je moeder. Ik kreeg je Verborgen herinnering met haar tekeningen uit Ravensbrück (1983). Ik was ontroerd, mijn moeder had met mijn broers in Amersfoort en Vught gezeten. Jij was van ’43, ik van ’49. Jij had de oorlog nog meegemaakt, in je moeders buik, in de wieg, ik niet, ik was van de tweede generatie. We hadden veel gemeen. We moesten het doen met informatie uit de tweede hand. Die was er niet. Er werd gezwegen. Dat creëerde een enorme achterstand, we werden er gek van.

We hadden meer gemeenschappelijk. Begin jaren zeventig. Jij had met anderen de Cliëntenbond opgericht en ik was medeoprichter van de Gekkenkrant. Jij had in Santpoort op Rijnland gezeten en ik op Amstelland. Dat moet in dezelfde tijd geweest zijn. Gekken in een inrichting waren we, dichtbij elkaar maar ook veraf zoals je zit verschillende scholen en woont in verschillende buurten. Jij zat op een zware afdeling, ik zat in een soort kamp met jongeren, startende gekken. Het was mijn redding. Jij kwam uit een communistisch nest en ik was uit de zuil van Gereformeerden neergedaald naar het gewone volk. Jij was éen van de laatste rechtvaardigen. Jij vocht voor iedereen, ik vocht tegen mezelf om te overleven.

Bij de Gereformeerden ging het om éen principe, om de emancipatie van je eigen soort. Iedereen moest dat doen, dat was het spel van de democratie. We hadden ‘zij die boven ons zijn gesteld’ zelf gekozen. De Duitsers waren een vreemde mogendheid, die mocht, die moest bestreden worden. Massaal gingen de Gereformeerden niet in het verzet, in ieder geval niet zo talrijk als jouw communisten. Mijn vader en om Paul, die hadden in het verzet gezeten, dat was zeker. Mijn vader was als rechter ondergedoken en daarom werd zijn hele gezin opgepakt. Ze kregen hulp van een bevriende advocaat en ze werden – om procedurele redenen – vrijgelaten. Mazzel, de moffen hadden iets geks met procedures. 

Oom Paul drukte pamfletten, gedichten, brochures. In 1945 nam hij het drukken van Trouw over en hij nam daarmee een groot risico. Op 9 februari ’45 werd hij in Zaandam doodgeschoten. Mijn vader overleed toen ik nog jong was. Ik had van hem en oom Paul ‘helden’ gemaakt, ‘celluloid heroes’. Tarantino moest toen nog worden uitgevonden.

Jij streed voor de gehele arbeidersklasse, de werkelijke tegenstelling tussen heersers en onderdrukten.  Ik streed tegen de uitzichtloosheid van mijn somberte, tegen het kwaad zonder te weten wat het goede was. Zwijgen was het kwaad, ik zocht de openbaarheid. Jij bracht de slachtoffers bijeen in vereniging, je liet ze veilig samen komen, je liet ze aan het woord. Een beschermengel, dat was je. In de Gekkenkrant ging de beerput van de naoorlogse psychiatrie open. De brieven van patiënten stroomden binnen. De Gekkenkrant was een doorgeefluik, een middel om de samenzwering van het zwijgen te doorbreken. We waren beide in gevecht. Jij was voor een volkse beweging, ik was lid van een gideonsbende. Voor mij kneep jij een oogje toe. 

Jij had de inzichten en de wijsheid. Daar had ik geen tijd voor. Er moest iets gebeuren. Ik had haast. De tijd drong, de bevrijding moest doorgaan. Mijn eigen bevrijding, natuurlijk dat ook. Ik was te jong om er een eind aan te maken. 
Veel later las ik je Gesprek met mijn vader (Sun 2000) Je doet daarin iets wat voor anderen ongemakkelijk is. Je laat de dode vader bij je binnen en je begint een gesprek. Fictieve non-fictie, levensecht, een beetje gek, maar precies waar het gaat om gaat bij vertellen verhalen: stel je nu eens voor dat … 

Je schip ligt er nog, ik klop op de deur, je doet open.


Bert Bakker
Amsterdam, 28 januari 2021
https://www.sobiborinterviews.nl